De bundel Kamermuziek heeft een intiem karakter. Hij bevat gedichten waarin de dichter zijn jeugd oproept, de wereld van het dorp, van zijn ouderlijk gezin, dat vol liefde was en dat hem kracht voor het leven gaf, ook al zat de oorlog er dagelijks aan tafel, en over zijn oom en tante. In een gedicht vertrouwt hij ons toe waarom hij geen organist geworden is, in een ander gedicht hoe hij gaandeweg van zijn naam leerde houden. Veenbaas borduurt hier verder op de thematiek van